Deze site heeft beperkte ondersteuning voor je browser. We raden aan over te schakelen op Edge, Chrome, Safari, of Firefox.

Op werkdagen voor 23:59 besteld, morgen in huis 🚚
Gratis cadeau van €25 bij minimaal €50. Voeg hier toe 🎁

Door wie is fotografie uitgevonden?

Door wie is fotografie uitgevonden?

De twee Fransen Nicéphore Niepce en Louis Daguerre worden beschouwd als de ontdekkers van de fotografie. Ze ontwikkelden de eerste technieken en chemische processen die het mogelijk maakten beelden vast te leggen. Daarna volgden tientallen jaren van voortdurende technische ontwikkeling.

Met de introductie van de eerste Kodak camera in 1889 bereikte de ontwikkeling een niveau dat in wezen tot vandaag standhoudt. Pas na de elektronica en de digitalisering ontstonden er nieuwe fotografische mogelijkheden.

De eerste foto's van Niepce

De Fransman Joseph Nicéphore Niepce (1765-1833) wordt beschouwd als de eerste die beelden kon vastleggen op een lichtgevoelige film. Hij gebruikte een camera obscura, een apparaat dat al lang bekend is voor het projecteren van beelden van de buitenwereld op oppervlakken. Hij slaagde erin deze beelden vast te leggen op chloorzilverpapier. Ze waren echter niet lichtbestendig en vervaagden na korte tijd.

Pas in 1826 slaagde Niepce erin de eerste permanente foto te maken: Het toont het uitzicht vanuit het raam van zijn studeerkamer. Met belichtingstijden tot acht uur was het echter onmogelijk om mensen of bewegende voorwerpen te fotograferen.

Louis Jaques Mandé Daguerre (1787-1851), een succesvol theaterschilder, vernam van Niepce's werk en was zo gefascineerd dat hij zijn partner werd. De twee probeerden koortsachtig een manier te vinden om de belichtingstijden te verkorten.

Kortere belichtingstijd en meerdere afdrukken

Na jaren experimenteren ontdekte Daguerre dat zelfs een korte belichting van een jodiumzilverplaat een latente (onzichtbare) afbeelding opleverde, die gefixeerd kon worden door ze met kwik te verdampen. Louis Daguerre belichtte een fotografische plaat, maar brak het proces toen af omdat het weer niet meewerkte. Hij bergde de plaat op in zijn chemiekast. Toen hij het later weer tevoorschijn haalde, ontdekte hij tot zijn verbazing dat er een afbeelding op stond. Iets in zijn kast moet de belichtingstijd van de plaat verkort hebben.

Hij haalde een voor een alle chemicaliën uit de kast en legde er steeds weer een verse fotoplaat in om uit te zoeken welke van de chemicaliën dit effect had veroorzaakt. Uiteindelijk bleven er maar een paar druppels per ongeluk gemorst kwik over.

Dat, besefte Daguerre, was de oplossing van het mysterie. Fotografische platen die met kwikdampen behandeld zijn hebben kortere belichtingstijden nodig dan onbehandelde. Na talrijke pogingen slaagde hij erin de belichtingstijden terug te brengen tot vier minuten in de zomer en 15 minuten in de winter.

In 1839 sloten Daguerre en Isidore Niepce, de zoon van de nu overleden pionier, een contract met de Franse regering, die daarmee het recht verkreeg om de zogenaamde daguerreotypie aan het publiek te presenteren. De regering vond de ontdekking zo belangrijk dat ze verwachtte dat ze de populariteit zou vergroten. Foto's gemaakt met de daguerreotypie waren echter uniek.

William Henry Fox Talbot maakte een eind aan dit probleem met de zogenaamde calotypie, een papier-negatief-positief proces. Hoewel de kwaliteit en schittering niet te vergelijken waren met die van de daguerreotypie, was het mogelijk om van één foto meerdere afdrukken te maken.

Het proces

Talbot's proces had een lage resolutie en was grofkorrelig. Ook de nerf van het papier was steeds duidelijk zichtbaar. Frederick Scott Archer overwon dit euvel in 1851 met zijn natte collodiumprocédé. De naam komt van het in ether opgeloste katoen (collodion) dat bij het proces gebruikt werd. Dit werd gebruikt om het lichtgevoelige materiaal (zilverhalogenide) op glasplaten aan te brengen.

De resolutie was veel beter, maar de inspanning bleef enorm. Collodion is een kleurloze, kleverige massa die snel verhardt in lucht. Belichting en ontwikkeling moesten dus plaatsvinden voordat het materiaal gedroogd was. De volgende doorbraak kwam in 1871 met Richard Leach Maddox. Met behulp van een laagje broomzilvergelatine slaagde hij erin een droge plaat te ontwikkelen die qua gevoeligheid in geen enkel opzicht onderdeed voor natte platen.

De rolfilm

De platen die in de beginjaren van de fotografie gebruikt werden als drager voor de lichtgevoelige laag, maakten het hanteren veel moeilijker. Niet alleen was het gewicht hinderlijk: voor elke foto moest een nieuwe plaat in de camera gestoken worden.

George Eastman en een partner ontwikkelden daarom rolfilm in 1889. Nu was het mogelijk om verschillende foto's achter elkaar te maken. Het was Eastman die op het idee kwam om fotografen te verlossen van het vervelende en tijdrovende proces van ontwikkelen en afdrukken.

Voor zijn eerste zelfontwikkelde cameramodellen bood hij dit werk als een service aan. Wie al zijn rolfilm had opgebruikt kon de hele machine naar Kodak sturen en korte tijd later de afdrukken ontvangen en een camera geladen met verse film. Dit is een van de belangrijkste redenen waarom fotografie vanaf de eeuwwisseling steeds populairder werd.

35 mm camera's en kleurenfilms

De verbeterde lichtgevoeligheid van films maakte het mogelijk om in de eerste decennia van de 20e eeuw 35 mm en miniatuur camera's te maken. Al in 1905 kwam Oskar Barnack op het idee om het negatiefformaat te verkleinen om de foto's daarna te vergroten. Als hoofd ontwikkeling bij Leica ontwierp hij tien jaar later 's werelds eerste 35 mm camera.

De Eerste Wereldoorlog vertraagde echter de verdere ontwikkeling. Pas in de jaren 1920 voltooide Barnack de eerste Leica camera, die in 1925 officieel werd gepresenteerd. Dit was een zoeker camera met een lens van 50 millimeter brandpuntsafstand, een standaard die later honderdvoudig gekopieerd werd.

Naast de zoekercamera kon de spiegelreflexcamera zich vanaf de jaren 1950 een plaats veroveren. Het principe: het invallende licht wordt in de zoeker gespiegeld. Zo kan de fotograaf precies zien wat de foto later zal laten zien. De afbuigende spiegel die het beeld in de zoeker projecteert klapt opzij als de sluiter wordt losgelaten, zodat de lichtstraal de film kan belichten. In 1936 was de firma Agfa de eerste die erin slaagde kleurenfilm te ontwikkelen. Nu kon iedereen bijna levensechte foto's van zijn omgeving maken.

De digitale revolutie

Door het gebruik van steeds meer elektronica werden camera's in de loop van de tijd steeds handiger. In 1963 introduceerde de firma Canon de eerste camera met automatisch scherpstellen. Dit werd ongeveer tien jaar later gevolgd door een volledig elektronische camera van Rollei die automatisch diafragma, sluitertijd en scherpstelling kon instellen.

Tegen het einde van de 20e eeuw werd de hele fotografische techniek opnieuw revolutionair veranderd door de digitalisering. Nu was het mogelijk foto's op te slaan op digitale gegevensdragers in plaats van op filmmateriaal. Dit is goedkoop en vereenvoudigt de bewerking van het beeld. Het kan direct bekeken worden en, indien nodig, onmiddellijk gewist.

Beeldbewerkingssoftware vergemakkelijkt latere bewerking en maakt het dus mogelijk om fouten in de foto te corrigeren. Tegenwoordig kan iedereen zijn foto's bijwerken of manipuleren met behulp van geschikte software. Bovendien vereenvoudigt het internet de wereldwijde uitwisseling van beelden, die nu als bestanden beschikbaar zijn.

Vandaag de dag is het zelfs mogelijk om jouw schilderen op nummer eigen foto af te drukken op een schilderen op nummer canvas.

Veelgestelde vragen

De eerste foto ter wereld met een fototoestel werd in 1826 gemaakt door Joseph Nicéphore Niépce. De foto is genomen vanuit de ramen van Niépce's flatgebouw in de Bourgogne in Frankrijk
Joseph Nicéphore Niépce (ook Nièpce of Niepce) en Louis Daguerre worden beschouwd als de uitvinders van de fotografie: in 1826 slaagde Joseph Nicéphore Niépce erin de eerste permanente foto te nemen.

Gratis en een snelle verzending

Altijd gratis verzending voor onze klanten

Winkelwagen